Wees alert bij de opmaak van een vergunningsaanvraag: het stedenbouwkundig en het milieuluik gaan hand in hand

LAND Advocaten was recent betrokken bij een vernietigingsprocedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb), die geleid heeft tot het vernietigingsarrest van 18 juli 2024, nr. RvVb-A-2324-0940 (https://www.dbrc.be/sites/default/files/2024-08/RVVB.A.2324.0940.pdf). Het arrest leidt tot interessante inzichten over de verbondenheid tussen het stedenbouwkundig luik en het milieu-luik.

*****

In de zaak die ten grondslag ligt van het betrokken arrest, verleende de deputatie van de provincie Limburg een voorwaardelijke omgevingsvergunning voor de demontage van een serre en het bouwen van een landbouwloods te Kinrooi, en meer bepaald in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Een eerdere voorwaardelijke omgevingsvergunning werd vernietigd door de RvVb (zie https://www.dbrc.be/sites/default/files/2022-11/RVVB.A.2223.0213.pdf).

Belangrijk is het volgende:

  • Er wordt een omgevingsvergunning aangevraagd en verleend voor uitsluitend stedenbouwkundige handelingen. Ingedeelde inrichtingen en activiteiten maken geen deel uit van de vergunningsaanvraag.

  • Hierdoor kon de totale impact van de vergunningsaanvraag op stedenbouwkundig en milieuvlak niet worden onderzocht zodat er een strijdigheid voorligt met artikel 7 van het Omgevingsvergunningsdecreet.

  • Tijdens de beroepsfase werd er reeds kritiek geuit over het mogelijk ingedeeld karakter van de opslag van pesticides.

In de eerste plaats herinnert de RvVb eraan dat van een vergunningverlenende overheid wordt verwacht dat ze, wanneer ze een herstelbeslissing neemt na de tussenkomst van een vernietigingsarrest, niet enkel rekening houdt met de dragende overwegingen van het arrest, maar haar redengeving ook des te omstandiger en nauwkeurig uiteenzet indien ze, na een vernietiging, opnieuw beslist om het betrokken aspect gunstig te beoordelen.

De RvVb stelt vast dat de deputatie niet is nagegaan of de grootte van de aangevraagde loods in verhouding staat tot de agrarische activiteiten van de vergunningsaanvrager. Dit betreft volgens de RvVb een relevant te onderzoeken aspect nu blijkt dat de vergunningsaanvrager ook niet-agrarische activiteiten uitvoert, met name tuinaanleg.

De RvVb oordeelt verder nog dat de bouw van een landbouwloods voor opslag van maar liefst ongeveer 600m² een zorgvuldig onderzoek van het beoogde gebruik ervan vereist, zeker wanneer de vergunningverlenende overheid daarop wordt gewezen in de beroepsfase.

Het volstaat dus niet dat de vergunningverlenende overheid zich baseert op eenzijdige verklaringen van de vergunningsaanvrager. De vergunningverlenende overheid moet zelf een onderzoek voeren over het al dan niet ingedeelde karakter van de opslag (of de stalling van werktuigen).

Besluit:

Focus niet enkel en alleen op het stedenbouwkundig luik, maar heb ook voldoende aandacht voor het milieuluik. In de zaak die ten grondslag ligt van het betrokken arrest is het duidelijk dat het milieuluik onderbelicht is gebleven.

Vorige
Vorige

Wat als een vergunde paardenhouderij door een gewijzigde beleidsvisie van de overheid jaren later een zonevreemd karakter krijgt (in plaats van een agrarisch of para-agrarisch)? 

Volgende
Volgende

“Beter en sneller vergunnen”: daar is vooroverleg voor nodig!