Verzameldecreet Omgeving: belangrijkste wijzigingen inzake planning en vergunningen

Op 9 mei 2024 keurde het Vlaams Parlement het decreet houdende diverse bepalingen over omgeving, leefmilieu en natuur en ruimtelijke ordening (Verzameldecreet Omgeving) goed. Met haar 134 artikelen zorgt het Verzameldecreet Omgeving voor een wijziging van meer dan 20 wetten en decreten. Het Verzameldecreet Omgeving verscheen op 10 juli jl. in het Belgisch Staatsblad: een groot aantal bepalingen is in werking getreden op 20 juli 2024.

Wij voorzien in deze nieuwsbrief een oplijsting van de belangrijkste bepalingen inzake planning en vergunningen.

*****

De volgende wijzigingen zijn in werking getreden op 20 juli 2024:

  • De Vlaamse Regering stelt een digitaal platform ter beschikking voor de elektronische uitwisseling en terbeschikkingstelling van alle documenten en adviezen in het kader van de opmaak van de RUP (art. 2.2.1 § 2, tweede en derde lid VCRO).

  • De figuur van de planologische compensatie doet zijn intrede in de VCRO (nieuw art. 2.2.6/1 VCRO).
    Vooreerst worden er 2 groepen van bestemmingen onderscheiden:

    (1)    Bestemmingen die ressorteren onder de (sub)categorie van gebiedsaanduiding wonen,
    bedrijvigheid, recreatie en gemeenschaps-en nutsvoorzieningen;

            (2)    Bestemmingen die ressorteren onder de (sub)categorie van gebiedsaanduiding landbouw, bos, overig
                     groen of reservaat en natuur.

    Als een ruimtelijk uitvoeringsplan een wijziging doorvoert van een (na)bestemming uit groep (2) naar een (na)bestemming uit groep (1) gaat die bestemmingswijziging gepaard met een gelijktijdige en in oppervlakte minstens gelijke wijziging van bestemmingen uit groep (1) naar bestemmingen uit groep (2).

    Deze laatste bestemmingswijziging wordt de compensatie genoemd. De compensatie gebeurt op gronden waarvan de realisatie van de tot dan toe geldende bestemming door de plannende overheid beleidsmatig niet langer gewenst is.

    Op deze verplichte planologische compensatie zijn enkele uitzonderingen:

    • De wijziging naar een bestemming uit groep (1) beslaat een in omvang beperkte oppervlakte;

    • Op het grondgebied van de plannende overheid zijn geen gronden meer aanwezig die een bestemming uit groep (1) hebben, waarvan de ontwikkeling beleidsmatig niet langer gewenst is;

    • De bestemmingswijziging is gericht op het zone-eigen maken van bestaande hoofdzakelijk vergunde constructies; wordt in het betrokken ruimtelijk uitvoeringsplan echter ook in ruimtelijke uitbreiding voorzien dan geldt de verplichting tot compensatie voor de oppervlakte van de mogelijke uitbreiding.

    Aan de verplichting tot compensatie wordt geacht te zijn voldaan in de volgende gevallen:

    • De plannende overheid voert een ander lopend planningsproces, waarbij in oppervlakte minstens gelijke wijzigingen van (na)bestemmingen uit groep (1) naar (na)bestemmingen uit groep (2) begrepen zijn;

    • De plannende overheid voerde in recent vastgestelde ruimtelijke uitvoeringsplannen in oppervlakte minstens gelijke wijzigingen door van (na)bestemmingen uit groep (1) naar (na)bestemmingen uit groep (2);

    • Er wordt toepassing gemaakt van de herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil als vermeld in artikel 2.1.61 en volgende van het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting.

  • Een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening kan voor het gehele grondgebied van de gemeente of voor een deel ervan, alleen een vergunningsplicht invoeren voor vrijgestelde of niet-vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen die voorkomen op een door de Vlaamse Regering vast te stellen limitatieve lijst van mogelijke vergunningsplichtige handelingen op gemeentelijk niveau.

    Een verordening kan de vergunningsplicht niet vervangen door een meldingsplicht of vrijstelling.

    Een verordening kan een meldingsplicht niet vervangen door een vergunningsplicht of vrijstelling (art. 4.2.5 VCRO).

  • De regeling inzake de grootte van de bedrijfswoningen wordt verduidelijkt als volgt (art. 4.3.6 VCRO):

    • Een bedrijfswoning heeft normaliter ten hoogste een volume van 1.000 m³;

    • In geval van bewoning door meer dan één gezin dat aan het bedrijf verbonden is, kan een omgevingsvergunning worden verleend voor een bouwvolume van ten hoogste 1.250 m³. Voor de berekening van dat maximale bouwvolume wordt uitgegaan van het gezamenlijke bouwvolume van alle bedrijfswoningen bij hetzelfde bedrijf.

  • Er kan slechts toepassing worden gemaakt van de afwijkingsmogelijkheden zoals voorzien in titel IV “Vergunningenbeleid” – hoofdstuk IV “Afwijkingen van stedenbouwkundige voorschriften” op gemotiveerd verzoek van de vergunningsaanvrager (nieuw art. 4.4.1 / 0 VCRO).

  • Voor de zonevreemde functiewijzigingen wordt het volgende voorzien (art. 4.4.23 VCRO):

    • Bij de beoordeling van het hoofdzakelijk vergund karakter van het gebouw of het gebouwencomplex wordt, voor wat de functie betreft, de laatst vergunde of vergund geachte functie als uitgangspunt genomen;

    • Een functiewijziging zal slechts mogelijk zijn indien de normale bedrijfsvoering van vergunde of vergund geachte bedrijven in de omgeving hierdoor niet in het gedrang worden gebracht.

Op een nog door de Vlaamse Regering te bepalen datum zal het volgende nog in werking treden:

  • Verdere verfijning van de meldingsplichtige handelingen in die zin dat de meldingsplicht alleen kan worden ingevoerd voor vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen met een tijdelijk karakter. Ook kan de meldingsplicht nooit worden ingevoerd voor handelingen in ruimtelijk kwetsbaar gebied, met uitzondering van parkgebied (art. 4.2.2 § 1 VCRO).

Vorige
Vorige

“Beter en sneller vergunnen”: daar is vooroverleg voor nodig!

Volgende
Volgende

Een omgevingsberoep tegen uw (bouw)project: welke stappen kan u als vergunningsaanvrager ondernemen?