M.e.r.-screeningsplichte projecten waarbij lokale besturen initiatiefnemer en aanvrager zijn: wie is er nu bevoegd!?
De ‘no conflict of interest’-regel werd door de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) op scherp gesteld, zeer scherp zelfs: is de deputatie voor haar ambtsgebied voortaan bevoegd voor vergunningsaanvragen waaraan een project-m.e.r.-screeningsnota is toegevoegd en waarvan een college van burgemeester en schepenen initiatiefnemer en aanvrager is? In de praktijk heeft de huidige interpretatie van de RvVb een zeer grote impact. Er bestaat actueel grote onduidelijkheid op het terrein.
*****
De bevoegdheidsverdeling inzake vergunningverlening is uitgewerkt in artikel 15 van het Omgevingsvergunningsdecreet. De Vlaamse Regering, de deputatie of het college van burgemeester en schepenen is bevoegd.
De uitzondering op de regel is terug te vinden in artikel 15/1 lid 1 van datzelfde decreet. Artikel 15/1 lid 1 van het Omgevingsvergunningsdecreet bepaalt dat voor de kennisneming van en de beslissing over een vergunningsaanvraag voor een project of voor de verandering van een project waarvoor het college van burgemeester en schepenen normaliter bevoegd is, de deputatie bevoegd is als cumulatief voldaan is aan de volgende twee voorwaarden:
1° Voor het project moet een milieueffectenrapport worden opgesteld en is er geen ontheffing van de rapportageverplichting verkregen;
2° Het college van burgemeester en schepenen is initiatiefnemer en aanvrager van het project.
In artikel 15/1 lid 2 van het Omgevingsvergunningsdecreet is eenzelfde regeling opgenomen voor projecten waarvoor de deputatie de initiatiefnemer en aanvrager is. In deze hypothese wordt de Vlaamse Regering bevoegd.
Bovenstaande regeling werd ingevoegd bij een wijzigingsdecreet van 23 december 2016 en vormt de omzetting van het nieuwe artikel 9bis van de project-MER-richtlijn.
Bij arrest van 6 oktober 2022, nr. RvVb-A-2223-0108 (inzake stad Gent) oordeelde de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) dat de voorwaarde in artikel 15/1 lid 1 van het Omgevingsvergunningsdecreet dat er voor het project een project-MER moet worden opgesteld en er geen ontheffing van de rapportageverplichting is verkregen, op basis van een interpretatie hiervan in overeenstemming met artikel 9bis van de project-MER-richtlijn, zo moet worden begrepen dat ze ook geldt als er voor het project in eerste instantie een project-m.e.r.-screeningsnota moet worden opgemaakt en dus niet blijkt dat daarvoor kennelijk geen project-MER moet worden opgesteld.
De RvVb oordeelt met andere woorden dat 1° hierboven moet worden uitgebreid met de m.e.r.-screeningsplichtige projecten.
Tegen voormeld arrest van de RvVb werd cassatieberoep ingesteld bij de Raad van State. Dit cassatieberoep is op heden nog steeds hangende.
Ondertussen zijn er reeds enkele arresten van de RvVb in de voormelde zin, met name RvVb 10 augustus 2023, nr. RvVb-A-2223-1158 (inzake gemeente Merelbeke), RvVb 5 oktober 2023, nr. RvVb-A-2324-0084 (inzake stad Landen), RvVb 11 januari 2024, nr. RvVb-2324-0340 (opnieuw inzake stad Gent).
Wat deze projecten betreft, kan op heden gesteld worden dat we in een vergunningenstilstand verzeild dreigen te raken.
In navolging van deze strikte interpretatie van de RvVb rijst de vraag of de deputaties zich nu in eerste administratieve aanleg moeten buigen over de vergunningsaanvragen waaraan een project-m.e.r.-screeningsnota is toegevoegd en waarvan een college van burgemeester en schepenen initiatiefnemer en aanvrager is. Dit lijkt vooralsnog niet zo eenvoudig te zijn, aangezien de letterlijke tekst van artikel 15/1 lid 1 van het Omgevingsvergunningsdecreet tot op heden ongewijzigd is gebleven. De deputaties zijn volgens de letter van de wet onbevoegd zijn wanneer het gaat om m.e.r.-screeningsplichtige projecten.
Als zulke vergunningsaanvraag toch in eerste administratieve aanleg door het college van burgemeester en schepenen wordt behandeld, is de kans zeer groot dat de RvVb in een eventuele vernietigingsprocedure de verkregen vergunning alsnog vernietigd (in lijn met bovenstaande rechtspraak).
En wat met de reeds verkregen vergunningen? Deze vergunningen zijn volgens de huidige interpretatie van de RvVb immers onwettig wegens bevoegdheidsoverschrijding.
Of wordt de RvVb teruggefloten door de Raad van State als cassatierechter?
Wordt ongetwijfeld vervolgd.