De ‘no conflict of interest’-regel in de MER-regelgeving: het Vlaams Parlement grijpt in
Op 18 april 2024 keurde het Vlaams Parlement enkele wijzigingen van het Omgevingsvergunningsdecreet goed in een poging om tegemoet te komen aan het zgn. Wasserijsite-arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) van 6 oktober 2022 waarin de RvVb de ‘no conflict of interest’-regel in de MER-regelgeving op scherp stelde, zeer scherp zelfs. Het nieuwe decreet gaat radicaal in tegen de visie van de RvVb en bevestigt dat lokale besturen de vergunningsaanvragen voor hun eigen projecten toch mogen beoordelen als louter een project-m.e.r.-screening aan de aanvraag moet worden toegevoegd.
*****
De artikelen 9, 9/1 en 10 van het Omgevingsvergunningsdecreet worden aangevuld met enkele bepalingen inzake de onafhankelijkheid en neutraliteit die iedere omgevingsambtenaar uitdraagt. De essentie luidt als volgt:
De onafhankelijkheid en neutraliteit worden te allen tijde gevrijwaard. De actieve en constructieve wijze waarop de gemeentelijke/provinciale/gewestelijke omgevingsambtenaar zich moet inzetten voor de realisatie van de opdracht en de doelstellingen van de gemeente/de provincie/het gewest, doet daar geen afbreuk aan.
Aan artikel 15/1 van het Omgevingsvergunningsdecreet wordt een nieuw, derde lid toegevoegd. Artikel 15/1 luidt vanaf 21 mei 2024 volgt (publicatie in BS op 10 mei 2024):
“Artikel 15/1.
(lid 1) Voor de kennisneming van en de beslissing over een vergunningsaanvraag voor een project of voor de verandering van een project, waarvoor overeenkomstig artikel 15 het college van burgemeester en schepenen bevoegd is, is evenwel de deputatie bevoegd als voldaan is aan volgende twee voorwaarden:
1° voor het project moet een milieueffectrapport worden opgesteld en is er geen ontheffing van de rapportageverplichting verkregen;
2° het college van burgemeester en schepenen is initiatiefnemer en aanvrager van het project.
(lid 2) Voor de kennisneming van en de beslissing over een vergunningsaanvraag voor een project of voor de verandering van een project, waarvoor overeenkomstig artikel 15 de deputatie bevoegd is, is evenwel de Vlaamse Regering bevoegd als voldaan is aan volgende twee voorwaarden:
1° voor het project moet een milieueffectrapport worden opgesteld en is er geen ontheffing van de rapportageverplichting verkregen;
2° de deputatie is initiatiefnemer en aanvrager van het project.
(nieuw lid 3) Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing als louter een project-MER-screening aan de aanvraag wordt toegevoegd. In dat geval is artikel 20, tweede lid, respectievelijk artikel 39, tweede lid, van toepassing.”
Belangrijk is dat voormelde wijzigingen enkel van toepassing zijn op aanvragen voor een omgevingsvergunning die worden ingediend na de inwerkingtreding van dit decreet (met name na 21 mei 2024).
Met deze laatste wijziging wordt de interpretatie die de RvVb geeft aan artikel 15/1 van het Omgevingsvergunningsdecreet, volledig van tafel geveegd. De vraag rijst of er voldaan is aan de Europese ‘no conflict of interest’-regel zoals vervat in artikel 9bis van de project-MER-richtlijn.
Opvallend is dat het nieuwe decreet er komt, vlak nadat de Raad van State in zijn arrest van 26 maart 2024 een prejudiciële vraag heeft gesteld aan het Hof Van Justitie over de interpretatie van de ‘no conflict of interest’-regel (zie https://www.land-advocaten.be/nieuws/wat-met-de-mer-screeningsplichtige-gemeentelijke-projecten-na-de-raad-van-state-nu-ook-het-hof-van-justitie-aan-zet-nbspnbsp).