Het Instrumentendecreet en de (financiële) impact op lokale besturen

Op 24 mei 2023 keurde het Vlaams Parlement het decreet betreffende het realisatiegerichte instrumentarium, of kortweg het Instrumentendecreet, goed.

Het Instrumentendecreet heeft de ambitie om nieuwe en betere instrumenten te bieden ter realisatie van de bouwshift. Een eerste vaststelling is dat het Instrumentendecreet uiteindelijk – na schrapping van de verhandelbare ontwikkelingsrechten en de convenant- en contractbenadering – slechts één nieuw instrument bevat, met name de billijke schadevergoeding. Andere bestaande instrumenten worden geharmoniseerd of gewijzigd.

Over de gewijzigde planschaderegeling is al heel wat inkt gevloeid: de nieuwe regeling brengt dan ook belangrijke en ingrijpende wijzigingen met zich mee.

Op grond van de oude planschaderegeling ontvingen eigenaars geen riante schadevergoeding, maar wel een objectief vastgestelde en beperkte schadevergoeding conform ouder artikel 2.6.1 § 3 van de VCRO. Enkel welbepaalde gronden kwamen in aanmerking voor deze vergoeding. De planschadevergoeding bedroeg daarenboven slechts 80 procent van de waardevermindering. Voor de berekening van de waardevermindering werd de verwervingswaarde als basis genomen.

De gewijzigde planschaderegeling voorziet in een integrale vergoeding van het waardeverlies, gebaseerd op de venale marktwaarde, als zijnde de actuele marktwaarde van het goed. Het gaat om een integrale vergoeding, of een 100 procent-vergoeding. Voortaan komen alle gronden in aanmerking voor planschade, ook bijvoorbeeld de gronden die niet gelegen zijn aan een voldoende uitgeruste weg.

De herziene planschaderegeling wordt – op z’n zachtst gesteld – niet warm onthaald. Er wordt vanuit verschillende hoeken gesuggereerd, niet onterecht, dat de nieuwe planschaderegeling de bouwshift zou blokkeren. Belangrijk is het kostenplaatje dat terechtkomt bij de lokale besturen: de budgettaire impact van de gewijzigde planschaderegeling wordt ingeschat op minstens 6,8 miljard euro en maximaal 31,5 (!) miljard euro (in plaats van 6,6 miljard volgens de bestaande planschaderegeling).

Doordat de financiële last voor de lokale besturen zo immens groot dreigt te worden, kan alleen maar worden verwacht dat zij niet bereidwillig zullen zijn om effectief over te gaan tot het vrijwaren van open ruimte. Het omzetten van harde bestemmingen naar zachte bestemmingen wordt immers nóg minder haalbaar dan in het verleden reeds het geval was. De kans is bovendien reëel dat lokale besturen – die niet tot herbestemming van gronden (kunnen) toekomen – hun toevlucht zullen zoeken in andere, (juridisch) minder duidelijke instrumenten zoals o.a. de beleidsmatig gewenste ontwikkelingen en de toetsing aan de in een gemeentelijk klimaatactieplan opgenomen klimaatdoelstellingen.

Vorige
Vorige

Kan een reeds in de feiten doorgevoerde zonevreemde functiewijziging in de nabije toekomst worden geregulariseerd?

Volgende
Volgende

Een onvergunde grondwaterwinning: een groot financieel risico