De opmaak van een project-MER: in welke mate zijn toekomstige projecten relevant?

De MER-regelgeving verplicht ertoe om onder meer de cumulatieve effecten van het voorgenomen project en andere ‘bestaande en/of goedgekeurde projecten’ in overweging te nemen. Deze verplichting lijkt door de Raad voor Vergunningsbetwistingen in het arrest RvVb/A/2021/0853 van 1 april 2021 ruim te worden ingevuld, in die zin dat in bepaalde gevallen ook ‘toekomstige projecten’ mee moeten worden genomen in de effectbeoordeling.

*****

De Raad voor Vergunningsbetwistingen vernietigde met zijn arrest RvVb/A/2021/0853 van 1 april 2021 een omgevingsvergunning voor het exploiteren van een nieuw winkelcentrum en de regularisatie en heraanvraag van het oprichten van een woon-winkelcomplex, handelsruimtes met appartementen en omgevingswerken na sloping van bestaande bedrijfsbebouwing in de stad Deinze. De Raad oordeelt dat in het verzoek tot MER-ontheffing de mogelijke effecten van een toekomstige ringweg, die het vergunde complex volledig zal kruisen, niet worden onderzocht.

Het verweer dat het slechts gaat over een mogelijk (en dus hypothetisch) toekomstscenario, dat het bijgevolg geen beslist beleid betreft en niet moet/kan onderzocht worden, omdat het geen voorwerp is van de voorliggende aanvraag en omdat de juiste contouren van de ringweg niet vaststaan, wordt door de Raad niet gevolgd. Hoewel de contouren van de in de toekomst aan te leggen ringweg nog niet definitief vastliggen, staat het volgens de Raad wel vast dat niet alleen de principiële beslissing wél is genomen. Meer nog, het voorgenomen project is reeds ingetekend in het mobiliteitsplan van de stad Deinze. De Raad oordeelt als volgt: “Minstens gaat het dus over een beleidsmatig gewenste ontwikkeling, in de zin van artikel 4.3.1, §2, 2°, a VCRO. Op zich vloeit hieruit geen dwingende plicht voort in hoofde van de vergunningverlenende overheid om hiermede rekening te houden. In zoverre diezelfde overheid evenwel actueel reeds een voorafname doet op dit toekomstig beleid, door in het voorliggend project een reservatiestrook op te nemen die overeenstemt met het gewenste tracé van de toekomstige ringweg, zoals opgenomen in het mobiliteitsplan van de stad Deinze, dient ze wel degelijk de mogelijke effecten van de ringweg, minstens van het ingetekend tracé, binnen de vergunde site op het voorliggend winkelcomplex te onderzoeken en, in de mate ze op heden reeds kunnen worden nagegaan, mede te beoordelen. Als zodanig oordeelt de Raad overigens dat het wel degelijk gaat over “beslist beleid”.” Finaal stelt de Raad dat de beslissing tot MER-ontheffing en de bijhorende MOBER onvolledig en onzorgvuldig zijn opgesteld.

Samengevat is vast te stellen dat indien men in een vergunningsaanvraag rekening houdt met een bepaald toekomstig project dat evenwel nog niet bestaat of goedgekeurd is, maar wel beschouwd kan worden als een veruitwendiging van reeds beslist beleid, men ook de effecten van dat toekomstige project op het aangevraagde project dient te onderzoeken.  

Maar hoe verhoudt dit arrest zich tegenover de algemene regel dat enkel de effecten van  bestaande en goedgekeurde projecten relevant zijn? Bestaande projecten zijn de projecten die effectief gerealiseerd zijn en in exploitatie zijn. Goedgekeurde projecten zijn de projecten die reeds vergund zijn, maar nog niet (volledig) gerealiseerd zijn. Indien bepaalde toekomstige projecten en dus nog niet bestaande of vergunde projecten evenwel cumulatieve effecten kunnen veroorzaken in het studiegebied moeten zij nader worden omschreven in het project-MER. Zij moeten dan worden meegenomen in de ontwikkelingsscenario’s. Er kan ook voor worden geopteerd om een bijkomende referentiesituatie aan te nemen met inbegrip van dat toekomstig project.  

Bovenstaand geschetst kader is onder meer ook van belang bij windturbine- en grondwaterwinningsprojecten: ook hier moeten toekomstige projecten zo veel als mogelijk mee worden opgenomen in de ontwikkelingsscenario’s dan wel in een bijkomende referentiesituatie. Let wel, enkel indien deze projecten in samenhang met andere aanzienlijke effecten kunnen hebben.

*****

Voor vragen omtrent dit topic, kan u in eerste instantie terecht bij Laura.

Vorige
Vorige

Het belang van de verantwoordingsnota en de nota in de administratieve beroepsfase

Volgende
Volgende

De Raad van State stelt de regels scherp over de tussentijdse opslag van PFAS-verontreinigde gronden