Afwijkingen voor handelingen van algemeen belang: de verantwoordingsnota als redder in nood

Er kan worden afgeweken van geldende stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften in een vergunning voor handelingen van algemeen belang die een beperkte ruimtelijke impact hebben.  Opdat deze “uitzonderingsregeling” kan worden toegepast, moet er zijn voldaan aan twee voorwaarden: (1) het moet gaan om handelingen van algemeen belang en (2) deze handelingen van algemeen belang moeten een ruimtelijk beperkte impact hebben (artikel 4.4.7 § 2, lid 1 van de VCRO).

De handelingen van algemeen belang die een beperkte ruimtelijke impact hebben, worden nader omschreven in het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 1.1.4, 5°, artikel 4.4.7 § 2 en artikel 4.7.1 § 2, tweede lid van de VCRO (hierna “Besluit van 5 mei 2000”).

In artikel 2 van het Besluit van 5 mei 2000 wordt een opsomming gegeven van de handelingen van algemeen belang.

In  artikel  3  van  het  Besluit  van  5  mei  2000  wordt  een  opsomming  gegeven  van  de  handelingen  van algemeen belang die een ruimtelijk beperkte impact hebben of als dergelijke handelingen kunnen worden beschouwd. Deze handelingen worden opgedeeld in drie categorieën:

1)     een aantal limitatief opgesomde handelingen van algemeen belang waarvan door de Vlaamse overheid wordt aangenomen dat “het evident is dat ze een ruimtelijk beperkte impact hebben” (art. 3 § 1); d.i. de eerste categorie;

2)     een aantal limitatief opgesomde handelingen die mits motivering kunnen beschouwd worden als handelingen van algemeen belang die een ruimtelijk beperkte impact hebben (art. 3 § 2); d.i. de tweede categorie; en

3)     een open categorie van handelingen van algemeen belang die niet in §1 of §2 zijn vermeld, maar  waarvan  de  vergunningverlenende  overheid  op  gemotiveerd  verzoek  en  na  een projectvergadering, kan vaststellen dat ze een ruimtelijk beperkte impact hebben (art. 3 § 3), d.i. de derde categorie of restcategorie. In dit geval gaat er aan de vergunningsaanvraag verplicht een projectvergadering met projectstudie vooraf.

De handelingen opgenomen in de tweede en de derde categorie mogen niet worden uitgevoerd in ruimtelijk kwetsbaar gebied, tenzij deze handelingen door de aard, de ligging en de oppervlakte geen significante impact hebben op het ruimtelijk kwetsbaar gebied.

De praktijk leert dat de toepassing van artikel 4.4.7 § 2, lid 1 van de VCRO en het besluit van 5 mei 2000 steeds een risico inhoudt: de (motivering van de) toets omtrent de ruimtelijk beperkte impact en de toets van het aangevraagde met de goede ruimtelijke ordening kunnen immers gemakkelijk worden bekritiseerd. Een goede motivatie van de vergunningsbeslissing is daarom uiterst belangrijk.

Om dit risico te beperken, is het voor de vergunningsaanvrager aangeraden om zijn verantwoordingsnota (bijlage B26) voldoende te stofferen. Voor de vergunningverlenende overheid verdient het sterke aanbeveling haar vergunningsbeslissing voldoende (lees: zeer uitgebreid) te motiveren.

Voor vragen omtrent dit topic, kan u terecht bij laurathewis@land-advocaten.be, jorisdepauw@land-advocaten.be en pieterjandirkx@land-advocaten.be.

Vorige
Vorige

De conceptnota “bouwshift” van 22 februari 2022 – de 5 pijlers

Volgende
Volgende

Nieuwsflash - Eén dossiertaks per omgevingsberoep volstaat weer!