Afbraak van constructies en verwijdering van verhardingen in grote mate vrijgesteld van vergunning
Bij besluit van 25 november 2022 werden meer handelingen aangaande afbraak van constructies en verhardingen vrijgesteld vergunning. De wijzigingen aan het Vrijstellingsbesluit zijn in werking getreden op 1 januari 2023. Wij lichten deze wijzigingen hieronder graag toe.
*****
Artikel 13.1 van het Vrijstellingsbesluit bleef ongewijzigd en luidt nog steeds als volgt:
“Een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is niet nodig voor het slopen of verwijderen van installaties of constructies die vallen onder de bepalingen van dit besluit.”
Artikel 13.2 lid 1 van het Vrijstellingsbesluit luidt voortaan als volgt:
“Een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is niet nodig voor de volledige afbraak van vrijstaande bouwwerken of constructies, op voorwaarde dat aan al de volgende vereisten voldaan is :
het betreft geen kleine elementen en constructies, geïsoleerd of deel uitmakend van een geheel, die van belang zijn voor de kwaliteit van de leefomgeving, een volkskundige, historische of esthetische waarde hebben, als referentie dienen voor de bevolking van een buurt of wijk, of bijdragen tot het gevoel van een plaatselijke bevolking tot een bepaalde plek te behoren, zoals fonteinen, kiosken, pompen, putten, kruisen, calvaries, veldkapellen, standbeelden, wegwijzers, schandpalen, grenspalen, mijlpalen, lantaarnpalen, uurwerken, klokkenspelen, zonnewijzers, hekkens, omheiningsmuren, luifels, graven, herkenningstekens van merkwaardige gebeurtenissen uit het verleden, balies, straatmeubilair, waterkunstwerkjes, bakhuizen, houtskeletbouw, koetshuizen, oranjerieën, priëlen, ijskelders;
het betreft geen gebouwen of constructies die opgenomen zijn in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, vastgesteld met toepassing van artikel 4.1.1 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed;
het betreft geen afbraak van gebouwen waarvan het totale bouwvolume groter is dan 1000 kubieke meter voor alle niet-residentiële gebouwen, of groter dan 5000 kubieke meter voor alle in hoofdzaak residentiële gebouwen, met uitzondering van eengezinswoningen;
het betreft geen afbraak in het kader van infrastructuurwerken waarvan het volume groter is dan 250 kubieke meter.”
Punten 1. en 2. hierboven zijn eveneens ongewijzigd gebleven.
Punten 3. en 4. zijn volledig nieuw. De tekst in 3. “met uitzondering van eengezinswoningen” moet zo worden begrepen dat het slopen van eengezinswoningen steeds is vrijgesteld van vergunning, ongeacht het bouwvolume.
Artikel 13.2 lid 2 van het Vrijstellingsbesluit luidt als volgt:
“Een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is niet nodig voor de volledige of gedeeltelijke afbraak van verhardingen op voorwaarde dat de verhardingen niet zijn opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, vastgesteld met toepassing van artikel 4.1.1 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed.”
Dit tweede lid is volledig nieuw. Afbraak van verhardingen is steeds vrijgesteld van de vergunningsplicht voor zover deze verhardingen niet zijn opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed.