De impact van het dossiertaks-arrest

In het arrest RvVb/A/2021/0764 van 18 maart 2021 oordeelde de Raad voor Vergunningsbetwistingen dat de dossiertaks bij het indienen van een administratief beroep per natuurlijke persoon of rechtspersoon moet worden betaald. Hiermee maakt de Raad een einde aan de ruime interpretatie die de administratieve beroepsoverheden gaven aan artikel 12 van het Omgevingsvergunningsdecreet.

Overeenkomstig artikel 12 § 1, 2° en 3° van het Omgevingsvergunningsdecreet is elke natuurlijke persoon of rechtspersoon een dossiertaks verschuldigd bij het indienen van een beroep tegen een beslissing in eerste administratieve aanleg over een aanvraag tot omgevingsvergunning of over een verzoek tot bijstelling, behalve in geval van een beroep tegen een stilzwijgende weigering. In bovenstaande gevallen bedraagt de dossiertaks 100 EUR.

De administratieve beroepsoverheden interpreteerden bovenstaand artikel ruim(er) in die zin dat slechts één dossiertaks per beroepschrift moest worden betaald in plaats van een dossiertaks per natuurlijke persoon of rechtspersoon vermeld op het beroepschrift .

In het voorliggend arrest wierp tussenkomende partij, de aanvrager van de vergunning, de onontvankelijkheid van het vernietigingsberoep op omdat verzoekende partijen niet op ontvankelijke wijze administratief beroep zouden hebben ingesteld. In casu hadden 55 omwonenden een administratief beroep ingesteld, terwijl maar één dossiertaks werd betaald. Aangezien slechts een dossiertaks van 100 EUR werd betaald, was volgens tussenkomende partij het ingestelde beroep slechts ontvankelijk ten aanzien van de eerst vermelde omwonende op het beroepschrift. Diezelfde omwonende was evenwel geen verzoekende partij bij het voorliggend vernietigingsberoep. Tussenkomende partij besloot vervolgens dat de verzoekende partijen het administratief beroep niet hadden uitgeput waardoor het verzoekschrift onontvankelijk zou zijn.

In lijn met de tekst van artikel 12 van het Omgevingsvergunningsdecreet stelde de Raad samen met tussenkomende partij vast dat in casu slechts één omwonende (d.i. de eerst vermelde beroepsindiener) op ontvankelijke wijze een administratief beroep had ingediend en aan de uitputtingsvereiste had voldaan.

De Raad volgde tussenkomende partij evenwel niet in haar betoog dat het voorliggend verzoek tot vernietiging daardoor onontvankelijk zou zijn:  “Het betoog van de tussenkomende partij […] is evenwel een eigen eenzijdige formalistische aanname, die door de Raad niet wordt gevolgd, omdat de vereiste van de uitputting van het administratief beroep raakt aan het principe van de toegang tot de rechter. De Raad neemt dan ook aan dat, aangezien niet ontkend kan worden dat er minstens éénmaal een dossiertaks van 100 euro betaald is en het administratief beroep door de verwerende partij ontvankelijk verklaard is, in elk geval de eerste verzoekende partij haar administratief beroep uitgeput heeft.”

In lopende administratieve beroepsprocedures waarbij beroepschriften reeds ontvankelijk en volledig werden verklaard, stelt zich aldus geen probleem.

In nieuwe administratieve beroepsprocedures verwachten wij echter dat strenger zal worden toegezien op de betaling van de dossiertaks.

Contacteer Joris of Laura gerust bij vragen of opmerkingen.

Vorige
Vorige

De noodzaak van een kwalitatief bezwaarschrift blijkt meer dan ooit